- uitkleden
- {{uitkleden}}{{/term}}1 [van de kleren ontdoen] déshabiller2 [afzetten] dépouiller♦voorbeelden:1 een voorstel uitkleden • supprimer l'essentiel d'une propositionzich uitkleden • se déshabiller2 zijn advocaat heeft hem echt uitgekleed • il s'est fait plumer par son avocat
Deens-Russisch woordenboek. 2015.